
Ongeveer zes jaar geleden boekte ik een citytrip naar Athene. Of nou ja: ik boekte een ticket en een hotel, en gaan met die banaan. In mijn eentje naar Athene. Het voelde bijna euforisch. Ik, dat meisje dat ooit droomde, maar haar dromen had opgegeven. Die dacht dat bepaalde dingen niet voor haar waren, maar voor mensen uit betere gezinnen.
Als kind was ik al gefascineerd door Griekenland. Daar, in dat land, is ons hedendaagse systeem ontstaan: democratie. Iets waar ik altijd in geloofd heb. Ook wetenschap, psychologie en filosofie vonden er hun oorsprong. En dat ík, dat meisje dat dacht niks voor te stellen, daar rond mocht lopen... wauw.
Ik liep daar, waar alles ooit begon. Over dezelfde straten als Socrates een van mijn favoriete filosofen. Ook Griekse mythologie was als tiener helemaal mijn ding. En dan nu die plekken in het echt zien... wat vond ik dat geweldig.
Twijfels
Tegenwoordig vraag ik me af of democratie nog wel werkt. Of dat het nog gebruikt wordt zoals het ooit bedoeld was? Op persoonlijk niveau leren we dat we soms oude strategieën moeten loslaten om nieuwe te ontwikkelen, om beter te kunnen omgaan met het nu, en niet langer vast te zitten in patronen die alleen in het verleden nut hadden. Zo denk ik nu ook over democratie. Maar dan op maatschappelijk niveau.
Leven we eigenlijk nog wel in een wereld waarin democratie écht wordt toegepast? Gebeurt alles nog eerlijk?
In Nederland voelt dat soms niet zo. Er wordt veel voor ons besloten, vaak zonder dat we daar echte invloed op hebben. Stemmen lijkt soms zinloos, omdat de overheid uiteindelijk toch haar eigen koers vaart.
Een voorbeeld dat mensen vaak noemen: bij het referendum over de Europese Grondwet in 2005 stemde een meerderheid van de Nederlanders tegen. Toch werd die Europese integratie voortgezet. En meer recentelijk: de PVV werd bij de verkiezingen de grootste partij. Lange tijd leek het erop dat andere partijen hun samenwerking wilden blokkeren, ondanks die verkiezingsuitslag. Uiteindelijk kwam er toch een kabinet met steun van de PVV, maar het roept vragen op over hoe serieus de stem van de kiezer nog genomen wordt.
Democratie volgens de Grieken
Democratie, letterlijk ‘volksheerschappij’ (van demos = volk en krateo = heersen) ontstond in het oude Athene. Het was een directe vorm van democratie: volwassen mannelijke burgers namen zelf deel aan politieke besluitvorming. Veel functies werden via loting verdeeld. In tegenstelling tot onze indirecte democratieën, waarin we vertegenwoordigers kiezen, namen burgers toen actief deel aan de volksvergadering. En maakte de klasse ook niet uit om een vertegenwoordiger te worden.
Als je dat vergelijkt met nu, dan lijkt wat wij doen er nauwelijks nog op. Wij mogen stemmen, maar zelf vergaderen of beslissingen nemen doen we niet. Tevens was democratie in Athene geen landelijk concept, maar een lokaal systeem. En zo werd het ook toegepast: tastbaar, direct en kleinschalig.
Democratie in Nederland
Democratie ontstond tussen 508 en 322 v.Chr. in Griekenland, maar bereikte Nederland pas in 1848. Toen kregen alleen mannen met veel bezit stemrecht. Pas in 1917 kregen álle mannen stemrecht, en pas in 1922 mochten vrouwen voor het eerst stemmen bij landelijke verkiezingen. We zijn dus pas net iets meer dan 100 jaar een echte parlementaire democratie.
Vóór 1848 had Nederland een constitutionele monarchie, met veel macht voor de koning. In 1798 was er al een grondwet. Onder invloed van de Franse Revolutie , die een eenheidsstaat en gekozen vertegenwoordiging introduceerde. Maar echt democratisch kun je dat nog nauwelijks noemen.
De meeste Nederlanders kennen deze geschiedenis niet, of zijn er niet mee bezig. In mijn ogen leven velen in de illusie dat stemmen altijd helpt. Natuurlijk is stemmen belangrijk, maar de vraag is: wie hebben er werkelijk de macht?
En dat zijn zelden gewone burgers. Regeringsleiders, politici, partijvoorzitters , het zijn vrijwel altijd mensen met aanzienlijke bezittingen. Huizen. Grond. Aandelen. Bedrijven. Netwerken. Veel van hen zijn afkomstig uit families met geld en invloed. Dat is geen toeval. Dat is de norm.
Het systeem is zo ingericht dat degene met het meeste bezit, de meeste macht heeft. Zij bepalen, zij stellen regels op, zij hebben toegang tot media, lobby en besluitvorming. Wij mogen stemmen, maar zij sturen. Er zijn uitzonderingen dat mensen zonder bezit die een functie in de regering bereiken, maar dat zijn uitzonderingen. Niet de regel.
Wat zegt dat jou? Zijn er nu nog steeds mannen met bezit aan de macht en door ons stemrecht te geven lijkt het dat we mee beslissen?
Tijd voor iets nieuws?
Ik vraag me af: is democratie nog wel van deze tijd? Moeten we niet opnieuw nadenken over hoe we als samenleving besluiten nemen? Want de ‘slappe aftreksel’ die we nu democratie noemen, lijkt nauwelijks meer op wat het ooit was. Misschien heeft het dat ook nooit echt geweest.
Wat ik wél weet, is dat het huidige systeem steeds vaker leidt tot verdeeldheid, onrecht en uitsluiting. Ook in Nederland. De groep mensen die zich niet gehoord voelt, wordt steeds groter. Net zoals vóór de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Ook toen groeide de maatschappelijke onvrede. Politieke onrust. Wantrouwen richting de overheid. Een gevoel van: wij doen er niet toe.
En dan rijst de vraag opnieuw:
Heeft democratie eigenlijk ooit echt gewerkt of hebben we in Nederland überhaupt ooit een democratie gehad?
Reactie plaatsen
Reacties